Bij de oprichting van ons innovatiecentrum MIC Klaver4 stond eiwitvoeding niet direct bovenaan de agenda. Toch blijkt het de rode draad te zijn geworden in veel van onze recente onderzoeken. Hoewel milieuoverwegingen niet de initiële drijfveer waren, dragen onze bevindingen wel bij aan duurzame bedrijfsvoering op economisch, dierlijk en ondernemersniveau.
Sturen op eiwit: kostenbeheersing
Het sturen op eiwit blijkt een sleutelfactor in het beheersen van kosten, vooral met betrekking tot eiwitrijk krachtvoer. Daarnaast kan het beperken van de aangevoerde hoeveelheid eiwit en het verminderen van het eiwitoverschot bijdragen aan het beperken van mestafvoer. Een overzicht van de resultaten tot nu toe werpt licht op enkele interessante bevindingen.
Vergelijkend onderzoek
Soja versus raap
Het eerste onderzoek vergeleek soja en raap als eiwitbronnen. Opvallend genoeg bleek dat, bij gelijke vervanging op het gebied van eiwitkwaliteit en zonder verschil in melkproductie, raap als eiwitbron geen invloed heeft op de prestaties. De kostprijs is nagenoeg gelijk, de gehalten iets hoger, en het ureum zelfs lager. Voor bedrijven die VLOG-voer gebruiken, is de kostprijs bovendien lager.
Slow-release ureum met soja-raap
Een ander onderzoek vergeleek slow-release ureum met soja-raap, al dan niet gecombineerd met etherische olie. Hieruit bleek dat de kosten-baten van slow-release ureum niet opwegen tegen die van soja-raap. Echter, etherische oliën blijken een positief effect te hebben in rantsoenen met een relatief hoog aandeel OEB, wat de efficiëntie van stikstofomzetting naar microbieel eiwit positief beïnvloedt.
Ammoniak ontsloten graan
Dit laatste is doorgetrokken naar een onderzoek met behandelde producten met NH3 en Ureum ten opzichte van onbehandelde producten. Het meest opvallende hierbij was dat de behandelde producten een lagere voeropname(smaak) gaven maar een hogere productie wat per saldo efficiënter is.
Recentelijk hebben we gevarieerd met hogere energie- of eiwitaanbiedingen. Opvallend is dat er weinig invloed is op de gemiddelde productie bij een stabiel of wisselend niveau van 14,5 – 17,5% ruw eiwit. Interessant is echter dat oudere koeien duidelijker reageren (dalend) bij een lager eiwitniveau in vergelijking met vaarzen (licht stijgend). Ongeacht het eiwitniveau hebben vaarzen het hoogste ureum, wat bij een laag eiwitrantsoen vergelijkbaar is met een hoger eiwitniveau.
Wat betekent dit alles voor de praktijk?
Allereerst is het essentieel om de bevindingen te koppelen aan de bedrijfsdoelstelling, locatie en teeltmogelijkheden. Factoren zoals bouwplan, eigen eiwitteelt, vers gras en bedrijfsintensiteit spelen hierbij een rol. Bedrijven met veel voeraankopen maken andere afwegingen dan grasbedrijven met maximale weidegang. De mogelijkheid om de stikstofomzetting via voeding te beïnvloeden opent verschillende perspectieven voor duurzame mestafvoer.
“De verrassende ontdekking in dit onderzoek was de lagere voeropname bij producten met een hoog OEB, terwijl de prestaties vergelijkbaar of zelfs beter waren.”